Veel Nederlanders hebben moeite met de 3e persoon meervoud: zij (ze), waarmee je dan meerdere mensen bedoelt. Een zin als:
*We begonnen goed aan de wedstrijd, maar toen hun onze spits afschermden werd het toch nog moeilijk.
wordt door veel mensen niet als fout ervaren. Dat is ie wel, anders stond er geen * voor: hun is in deze zin onderwerp van afschermden (*hun schermden af). Maar zoals je boven in het rijtje hebt gezien: daar staat geen hun in. De correcte zin zou zijn:
We begonnen goed aan de wedstrijd, maar toen zij/ze onze spits afschermden werd het toch nog moeilijk.
De verwarring ontstaat omdat je met zij, ze, hen en hun steeds bedoelt: een groep mensen over wie je praat / voorwerpen waarover je praat.
De grammaticale functie bepaalt welke vorm je moet gebruiken:
Als je twijfelt of je met een onderwerp te maken hebt, vervang de 3e persoon dan eens door een 1e persoon (zie schema). Niemand haalt het in zijn hoofd om
*Ons zitten altijd te zeuren te zeggen.
Dáár kies je voor de onderwerpsvorm wij, dan moet je dat ook bij de 3e persoon doen:
Zij zitten altijd te zeuren, dus.
Je gebruikt het persoonlijk voornaamwoord hun altijd als meewerkend voorwerp (als een groep mensen wat krijgt of als je hun iets vertelt): Ik geef hun een schouderklopje. ZIE OOK: 3-plaatsige werkwoorden
Ze passen namelijk allemaal in deze zinsconstructie: - Ik kan HUN iets ...
"iets" is al lijdend voorwerp, dus HEN kan echt niet; er kan maar 1 LV bij een zelfstandig werkwoord staan.
1. COMMUNICATIE-woorden, zoals:
meedelen, schrijven, vertellen, voorlezen, vertellen, zeggen, vergeven, verwijten, zweren, tonen, smeken, verzoeken, vragen, bevelen, gelasten, voorschrijven, aanbevelen, aanraden, afraden, voorstellen, beloven, leren.
2. Woorden die lijken op GEVEN (of het tegenovergestelde), zoals:
aanbieden, afstaan, bezorgen, brengen, geven, gunnen, leveren, nalaten, schenken, sturen, toedienen, toestaan, betalen, lenen, overhandigen, verkopen (afpakken, ontnemen, onthouden, ontzeggen, beletten).
Je kunt hun ook gebruiken als bezittelijk voornaamwoord: Dat is hun goed recht. (Van wie is dat recht? Het is HUN goed recht)
Om de een of andere reden is hen op dit moment in de mode. Veel mensen denken dat hun als persoonlijk voornaamwoord altijd fout is, maar hun is een prima meewerkend voorwerp natuurlijk: een ontvanger. Aan minister Schippers hoor je dat zij hen wel chic vindt én dat zij vroeger dan misschien wel het meewerkend voorwerp kon vinden, maar geen idee had wat dat dan voor consequenties had.
'Hen' gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
Ik heb hen gisteren niet gezien.
We hebben de boeken aan hen gegeven.
'Hen' en 'hun' gebruik je niet voor dingen/voorwerpen, je gebruikt dan 'ze':
Waar heb je de jassen gelaten? Ik heb ze (MV) eerst een grondige wasbeurt gegeven, daarna heb ik ze (LV) aan de kapstok gehangen.
Hun gebruik je als meewerkend voorwerp als het woordje aan (of voor) er niet voor staat.
We hebben hun de boeken gegeven.
De eigenaar heeft hun de toegang ontzegd.
MAAR
We hebben de boeken aan hen gegeven.
(ook meewerkend voorwerp, maar met een voorzetsel: aan)
Er lopen heel wat mensen rond die menen dat ze constant anderen moeten verbeteren. We noemen ze leraar. Deze leraren worden betaald om anderen te laten leren.
Daarnaast heb je ook mensjes die hetzelfde doen, niet om jou iets te (laten) leren, alleen maar om te laten merken dat zij iets weten en jij niet. We noemen ze BLOEDIRRITANT en onbeleefd, zeker als de correctie in een groep mensen plaatsvindt.
Er is natuurlijk niks mis mee als je je gesprekspartner privé even vraagt of je een opmerking mag maken over zijn taalgebruik.
Maar om in het openbaar "...bij ME!" , "ZIJ zijn te laat!" of "...DAN IK!" te roepen, getuigt van een zeer twijfelachtig niveau van beschaving.